Veteranenwet

Klik hier voor meer informatie en de website van de Rijksoverheid

Veteranenwet

Geldend van 28-07-2018 t/m heden

 

Wet van 11 februari 2012 tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen dat veteranen het Koninkrijk der Nederlanden als militair hebben gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel door deelname aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde;

dat de erkenning door de Nederlandse samenleving van de verdiensten van veteranen en van de mogelijke gevolgen van de inzet als militair voor hun gezondheid, als ook de waardering die aan veteranen op grond van hun verdiensten toekomt, moeten worden bevorderd;

dat de bijzondere zorg die veteranen en hun relaties in verband met de inzet als militair nodig hebben, moet worden gewaarborgd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. militair: de militair ambtenaar in werkelijke dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, waaronder mede begrepen de met militair beroepspersoneel gelijkgestelde geestelijke verzorgers;

  • c. veteraan: de militair, de gewezen militair, of de gewezen dienstplichtige, van de Nederlandse krijgsmacht, dan wel van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger, alsmede degene die behoorde tot het vaarplichtig koopvaardijpersoneel, die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel heeft deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde voor zover deze missie bij regeling van Onze Minister is aangewezen;

  • d. inzet: het dienen als militair onder oorlogsomstandigheden dan wel het deelnemen als militair aan een missie als bedoeld onder c;

  • e. relatie: de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de veteraan;

  • f. materiële zorg: de aanspraken van de veteraan op grond van een wettelijk voorschrift op bezoldiging dan wel op uitkeringen en voorzieningen in verband met werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden als gevolg van de uitoefening van de militaire dienst onder de omstandigheden of bij een missie als bedoeld onder c;

  • g. persoonsgegevens, verwerking, verwerkingsverantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4, onderdelen 1, 2 en 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 2. Erkenning en waardering voor veteranen

  • 1 Onze Minister voert een beleid dat is gericht op het bevorderen van erkenning van de verdiensten van veteranen, van erkenning van de mogelijke gevolgen van de inzet voor hun gezondheid en van waardering die veteranen op grond van hun verdiensten toekomt.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in ieder geval betreffende:

    • a. het faciliteren van publieke en private initiatieven op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen, waaronder de Nederlandse veteranendag;

    • b. de wijze waarop veteranen in staat worden gesteld om zich als zodanig te onderscheiden door middel van onder meer de veteranenpas en het draaginsigne veteranen;

    • c. het faciliteren van de deelname van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten en reünies.

Artikel 3. Zorgplicht voor en tijdens inzet

  • 1 Onze Minister heeft een zorgplicht voor militairen die worden ingezet. Deze zorgplicht houdt in dat militairen en hun relaties goed worden voorbereid op de inzet en goed worden begeleid tijdens de inzet.

  • 2 Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

    • a. het bepalen van de uitzendgeschiktheid van militairen;

    • b. het voorbereiden van militairen op de daadwerkelijke inzet;

    • c. het voorzien in sociaal medische begeleiding van militairen tijdens de inzet;

    • d. het begeleiden van de relaties van militairen tijdens de inzet;

    • e. het informeren van militairen en hun relaties over gezondheidsrisico’s van de inzet;

    • f. het informeren van militairen en hun relaties over de zorg die voor hen beschikbaar is.

Artikel 4. Zorgplicht na inzet

  • 1 Onze Minister heeft een zorgplicht voor veteranen die zijn ingezet. Deze zorgplicht houdt in dat veteranen en hun relaties goed worden begeleid na afloop van de inzet.

  • 2 Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

    • a. het voorzien in sociaal medische begeleiding van veteranen en hun relaties na afloop van de inzet;

    • b. het ondersteunen van de veteraan bij het vinden van een andere betrekking indien ontslag als militair aan de orde is;

    • c. het organiseren van bijeenkomsten voor veteranen en hun relaties in het kader van nazorg;

    • d. het faciliteren van de deelname van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten in het kader van nazorg.

Artikel 5. Bijzondere zorgplicht voor veteranen

  • 1 Onze Minister heeft een bijzondere zorgplicht voor veteranen die als gevolg van de inzet zorg nodig hebben. Deze zorgplicht houdt in dat veteranen en hun relaties worden bijgestaan bij hun revalidatie en re-integratie en bij het verkrijgen van materiële zorg, maatschappelijke ondersteuning of geestelijke gezondheidszorg.

  • 2 Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

    • a. het inrichten van de revalidatie en de re-integratie van veteranen en hun relaties;

    • b. het begeleiden van veteranen en hun relaties bij het verkrijgen van materiële zorg;

    • c. het begeleiden van veteranen en hun relaties bij het verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning of geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 6. Afbakening zorg

De zorgplichten, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, laten de materiële zorg op grond van wettelijke voorschriften in verband met werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden, op grond van de Militaire ambtenarenwet 1931 of de Kaderwet militaire pensioenen en de zorg op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg onverlet en liggen in het verlengde daarvan.

Artikel 7. Inkomensvoorziening in verband met zorg

  • 1 Onze Minister treft voor de veteraan een passende inkomensvoorziening voor de duur die nodig is in verband met de revalidatie, re-integratie en de begeleiding van de veteraan als bedoeld in artikel 5.

  • 2 Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde inkomensvoorziening worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

    • a. de voorwaarden waaraan de veteraan moet voldoen om voor de inkomensvoorziening in aanmerking te komen;

    • b. het bepalen van de hoogte van de inkomensvoorziening, waarbij wordt uitgegaan van een uitkering van 80% van het bedrag van de inkomsten die hij in het jaar voorafgaande aan zijn aanmelding bij het loket, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder c, uit hoofde van zijn beroep of bedrijf gebruikelijk zou hebben kunnen genieten;

    • c. de verrekening van andere inkomsten met de inkomensvoorziening.

Artikel 8. Samenwerking veteranenzorg (veteranenloket en zorgcoördinatie)

  • 1 Onze Minister bevordert vanwege de bijzondere zorgplicht, bedoeld in artikel 5, de samenwerking tussen de bij de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg betrokken uitvoeringsinstanties en de bij de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg betrokken zorginstellingen.

  • 2 Na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:

    • a. het inrichten van de samenwerking tussen de bij de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg betrokken uitvoeringsinstanties en de bij de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg betrokken zorginstellingen;

    • b. het waar mogelijk gezamenlijk verzorgen van de aanvraag, beoordeling, toekenning en uitbetaling van uitkeringen, pensioenen en voorzieningen in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit;

    • c. het organiseren van de toegang tot de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg en de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg door het oprichten van een loket voor veteranen en hun relaties;

    • d. het toewijzen van zorgcoördinatoren ten behoeve van de persoonlijke begeleiding van de veteraan en zijn relaties bij de revalidatie en re-integratie, materiële zorg, maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 9. Veteranenregistratiesysteem

  • 1 Ten behoeve van de identificatie van veteranen en van de mogelijkheid tot het informeren van veteranen over de toepassing van de artikelen 2 tot en met 8 en ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden, persoonsgegevens van veteranen verwerkt in het veteranenregistratiesysteem. Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inrichting en het beheer van het veteranenregistratiesysteem en de mogelijkheid van verstrekking van persoonsgegevens aan derden die activiteiten verrichten in het kader van erkenning en waardering voor veteranen.

Artikel 10. Wetenschappelijk onderzoek

Onze Minister bevordert wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen die gerelateerd kunnen zijn aan de uitoefening van de dienst onder omstandigheden en bij een missie als bedoeld in artikel 1, onder c.

Artikel 11. Wijziging Wet Nationale Ombudsman

[Red: Wijzigt de Wet Nationale ombudsman.]

Artikel 12. Wijziging van de Militaire ambtenarenwet 1931

[Red: Wijzigt de Militaire Ambtenarenwet 1931.]

Artikel 13. Voorhang

De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 14. Verantwoording

Onze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na twee jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 15. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Veteranenwet.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 11 februari 2012

Beatrix

De Minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. E. Spies

Uitgegeven de dertigste maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Veteranenbesluit

Hoofdstuk 1. Erkenning en waardering voor veteranen

Artikel 1. Erkenning en waardering

  • 1 Onze minister stelt een Inspecteur der Veteranen aan die tot taak heeft Onze Minister te adviseren over veteranenaangelegenheden en te bemiddelen in individuele aangelegenheden ten behoeve van veteranen.

  • 2 Onze minister bevordert initiatieven op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen door het instellen van een veteranenloket voor informatie en aanvragen betreffende erkenning en waardering. Het veteranenloket heeft tevens tot taak het ondersteunen en begeleiden van veteranen en hun relaties als bedoeld in artikel 10 en door het faciliteren, subsidiëren of door het beschikbaar stellen van personeel, materieel of infrastructuur aan of voor:

    • a. de Stichting het Veteraneninstituut;

    • b. de Stichting Nederlandse Veteranendag;

    • c. de Stichting het Veteranenplatform;

    • d. een verzorgingshuisfunctie voor veteranen.

Artikel 2. Onderscheidingstekens

  • 1 Aan de veteraan wordt zo spoedig mogelijk na terugkeer van de missie het draaginsigne veteranen en de veteranenpas uitgereikt om zich als veteraan te onderscheiden;

  • 2 Over toekenning van eventuele andere onderscheidingstekens worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

Artikel 3. Bijeenkomsten en faciliteiten

  • 1

Het deelnemen van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten en reünies van militaire eenheden wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels bevorderd door:

  • a. het door operationele commando’s doen organiseren van veteranendagen;

  • b. het beschikbaar stellen van reüniefaciliteiten voor verenigingen van veteranen;

  • c. het op militaire locaties beschikbaar stellen van sportaccommodaties, vergaderruimtes, restaurants en messes.

Hoofdstuk 2. Zorgplicht voor en tijdens inzet

Artikel 4. Bepalen van de uitzendgeschiktheid van de militair

  • 1 Alvorens een militair wordt aangewezen voor deelnemen aan een uitzending stelt de commandant van de organieke eenheid van de militair vast of de militair uitzendgeschikt is.

  • 2 De commandant raadpleegt hiertoe het sociaal medisch team, waarbij hij over de medische, psychische en sociale geschiktheid van de militair wordt geadviseerd. Het advies van de verantwoordelijk militair arts over de uitzendgeschiktheid is bindend.

  • 3 De commandant draagt er zorg voor, dat aan militairen die tijdelijk verminderd inzetbaar zijn zorg wordt geboden ter verbetering van gezondheid en inzetbaarheid,

  • 4 De commandant bewaakt dat militairen bestemd voor uitzending uit tandheelkundig oogpunt geschikt zijn en de vereiste vaccinaties hebben ontvangen.

Artikel 5. Voorbereiden van militairen op daadwerkelijke inzet

  • 1 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen die zijn aangewezen voor uitzending deelnemen aan een opwerkprogramma, dat ten minste bestaat uit een opleiding gericht op de specifieke kenmerken van de missie en het uitzendgebied en een training gericht op de algemene kenmerken van een uitzending.

  • 2 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen tijdig worden opgeleid in het herkennen van en omgaan met gevechtsstress en worden geïnformeerd over hygiëne en preventieve gezondheidszorg in het operatiegebied.

  • 3 De opleiding en training bieden de militair ten minste inzicht in de zorgaspecten van de uitzending waaronder:

    • a. de locaties, taken en bevoegdheden van zorgverleners in het uitzendgebied;

    • b. de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van zorg van de commandanten in het uitzendgebied en hetgeen de militair in het uitzendgebied daaromtrent mag verwachten.

  • 4 De Commandant der Strijdkrachten bevordert de deelname van de militair aan een door de Dienst Geestelijke Verzorging georganiseerde uitzendconferentie, gericht op het ondersteunen en geestelijk weerbaar maken van de militair.

  • 5 De Commandant der Strijdkrachten organiseert vóór het vertrek van de militair voor de militair en zijn relaties een thuisfrontinformatiedag en bevordert dat zij daaraan deelnemen.

  • 6 Indien operationele noodzaak het op korte termijn vertrekken van een militair naar een uitzendgebied noodzakelijk maakt en daardoor onvoldoende gelegenheid bestaat om de in dit artikel bedoelde opleiding en voorbereiding te volgen, draagt de Commandant der Strijdkrachten er zorg voor dat de militair en diens relaties zich op een andere manier zo goed mogelijk kunnen voorbereiden en dat hen de noodzakelijke informatie en kennis wordt aangeboden.

Artikel 6. Informeren van militairen en hun relaties

Tijdens de voorbereiding, bedoeld in artikel 5, worden de militair en diens relaties door de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd over de gezondheidsrisico’s van de inzet en over het veteranenloket bedoeld in artikel 10 en de zorg die in dit verband voor de militair en voor diens relaties beschikbaar is.

Artikel 7. Sociaal medische begeleiding en geestelijke verzorging

  • 1 Tijdens inzet zijn medische zorg en sociaal-medische begeleiding beschikbaar voor het verlenen van zorg aan de militair.

  • 2 Door de commandant van de uitgezonden eenheid wordt daarnaast een zorg- en hulpverleningsteam samengesteld.

  • 3 Het zorg- en hulpverleningsteam is afhankelijk van de aard van de missie en de omvang van de eenheid en de inschatting van de risico’s voor de uitgezonden eenheid ter plaatse aanwezig of binnen 24 uur ter plaatse.

  • 4 Het zorg- en hulpverleningsteam adviseert de commandant inzake inzetbaarheid van personeel, repatriëring en ernstige incidenten.

Artikel 8. Begeleiden van de relaties van militairen tijdens de inzet

  • 1 Gedurende de uitzending van de militair worden diens relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd en begeleid door middel van het organiseren van bijeenkomsten waar contact kan worden gelegd met relaties van andere militairen en waarbij voorlichting wordt gegeven.

  • 2 De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat in geval van calamiteiten de relaties van de militair gerichte informatievoorziening en ondersteuning ontvangen.

  • 3 Indien noodzakelijk kunnen de relaties van de militair via het veteranenloket, bedoeld in artikel 10 contact opnemen met een bedrijfsmaatschappelijk werker. Voor acute of ernstige situaties is via dit veteranenloket een hulpverleningslijn doorlopend bereikbaar.

  • 4 In geval van ernstige incidenten in het uitzendgebied wordt de relaties van de militair zorg geboden waarbij

    • a. in geval van ernstige verwonding of overlijden van de militair de relaties van de militair door de commandant van de organieke eenheid van de militair of diens vertegenwoordiger en door een bedrijfsmaatschappelijk werker of geestelijk verzorger op het huisadres worden bezocht en verdere ondersteuning geschiedt in overleg met de relaties van de militair;

    • b. bij andere dan onder a. bedoelde incidenten in het uitzendgebied door bedrijfsmaatschappelijk werkers aan de relaties van de militair informatie wordt verstrekt over de toedracht en waar gewenst tevens persoonlijke ondersteuning en begeleiding worden geboden.

  • 5 In geval van problemen of incidenten in de thuissituatie van de militair wordt de militair in het uitzendgebied geïnformeerd. Daarnaast worden de relaties van de militair door bedrijfsmaatschappelijk werkers zo nodig ondersteund in praktische zaken waaronder het leggen van contacten met relevante instanties.

  • 6 Door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten worden ondersteunende activiteiten ontplooid zoals een thuisfrontcomité, een telefooncirkel en een informatiemap voor het thuisfront. Het thuisfrontcomité wordt voor een door de Commandant der Strijdkrachten te bepalen termijn na de inzet in stand gehouden.

Hoofdstuk 3. Zorgplicht na inzet

Artikel 9. Het voorzien in sociaal medische begeleiding na afloop van de inzet

  • 1 Gedurende de eerste 18 maanden na terugkeer van de veteraan worden de veteraan en zijn relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten proactief begeleid.

  • 2 Proactieve begeleiding van de veteraan geschiedt ten minste door middel van een adaptatieprocedure die bestaat uit:

    • a. gesprekken, gericht op het bespreken van de missie, de persoonlijke ervaringen en de mentale gesteldheid van de veteraan;

    • b. het verstrekken van informatie over de beschikbare zorg na terugkeer;

    • c. een nazorgvragenlijst, die na terugkeer aan de veteraan wordt toegezonden en tot doel heeft te signaleren of er mogelijk sprake is van klachten of aandoeningen bij de veteraan;

    • d. terugkeerdagen, die gericht zijn op het ontmoeten van oud-collega’s en waar met de aanwezige hulpverleners kan worden gesproken.

  • 3 Proactieve begeleiding van de relaties van de militair geschiedt door ten minste:

    • a. een nazorgvragenlijst relaties, die na terugkeer van de militair ten behoeve van diens relatie wordt gezonden en gericht is op het vroegtijdig signaleren van mogelijke klachten, aandoeningen of problemen bij de veteraan en diens relaties;

    • b. terugkeerdagen, die na terugkeer van de militair worden gehouden en waarop relaties van de veteranen, relaties van andere veteranen kunnen ontmoeten.

  • 4 Indien daartoe aanleiding bestaat wordt aan de veteraan of zijn relaties een hulpaanbod gedaan of geschiedt doorverwijzing voor zorg.

  • 5 Na afloop van de eerste 18 maanden bevordert de Commandant der Strijdkrachten dat de veteraan en zijn relaties deelnemen aan terugkomdagen, die veelal in de vorm van een reünie worden georganiseerd.

Hoofdstuk 4. Bijzondere zorgplicht voor veteranen

Artikel 10. Veteranenloket

  • 1 Het veteranenloket bedoeld in artikel 1 fungeert als zorgloket voor de veteraan en zijn relaties teneinde hen te ondersteunen en begeleiden.

  • 2 Het veteranenloket kan door de veteraan en zijn relaties worden benaderd voor alle vragen die verband houden met de veteranenstatus.

  • 3 De veteraan en zijn relaties krijgen bij een zorgvraag een zorgcoördinator toegewezen om hen te informeren over het verkrijgen van zorg en hen ter zake te ondersteunen en te begeleiden.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden kwaliteitseisen en voorwaarden gesteld waaraan het veteranenloket, de zorgcoördinator en het zorgplan moeten voldoen.

Artikel 11. Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen

  • 1 Er is een Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen waarbij instellingen zijn aangesloten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, waaronder wordt verstaan: psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 2 Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen bevordert de samenwerking tussen de aangesloten instellingen.

  • 3 Het Landerlijk Zorgsysteem voor veteranen draagt bij aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 4 Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen draagt zorg voor de afstemming van een adequaat behandelaanbod op het gebied van psychische en psychosociale zorg aan de veteraan en zijn relaties.

  • 5 Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel

Artikel 12. Sociale zekerheidswetgeving en Kaderwet militaire pensioenen

  • 2 De voor de uitkerings- dan wel pensioentoekenning noodzakelijke geneeskundige onderzoeken worden zoveel mogelijk gelijktijdig uitgevoerd.

Artikel 13. Re-integratie

  • 1 De veteraan die niet meer in militaire dienst is en die ten gevolge van een aandoening waarvoor een vermoeden van verband met de dienst als bedoeld in artikel 19 is aangenomen, geen werk meer heeft dan wel zijn werk dreigt te verliezen, heeft recht op begeleiding bij het vinden van werk overeenkomstig het re-integratiebeleid dat geldt binnen het ministerie van Defensie, indien en voor zover hij daarvoor geen beroep kan doen op een werkgever.

  • 2 De veteraan krijgt ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij het effectueren van de in het eerste lid bedoelde re-integratieaanspraak.

  • 3 Het recht op begeleiding, bedoeld in het eerste lid strekt zich niet uit tot het vinden van werk binnen het gezagsbereik van het ministerie van Defensie.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de relaties van de veteraan.

Artikel 14. Revalidatie

De veteraan en zijn relaties krijgen ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij de revalidatie van de veteraan, door het bieden van bemiddeling bij het verkrijgen van de medische zorg binnen, of buiten het militair revalidatiecentrum en door het bieden van de psychosociale begeleiding, zorg en opvang die zij daarbij nodig hebben.

Artikel 15. Maatschappelijke ondersteuning

De veteraan en zijn relaties krijgen de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket.

Artikel 16. Wetenschappelijk onderzoek

  • 1 Onze minister bevordert het onderzoek, bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet onder meer door het ter beschikking stellen van fondsen voor het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel 11, derde lid van dit besluit en door het verlenen van subsidie aan de Stichting het Veteraneninstituut.

  • 2 Onze minister rapporteert jaarlijks aan de Staten-Generaal over de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet.

Artikel 17. Taken Raad van Toezicht en advisering

  • 1 De Raad van toezicht en advisering ten behoeve van het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen en het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen adviseert Onze minister van Defensie ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen.

  • 2 De Raad van toezicht en advisering houdt toezicht op het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen, bevordert samenwerking tussen alle in het zorgsysteem betrokken partijen en velden en adviseert de minister terzake.

  • 3 Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 18. Militaire dienstslachtoffers

Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op militaire dienstslachtoffers voor zover die niet als veteraan kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 5. Inkomensvoorziening in verband met zorg

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 19. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Recht op Inkomensvoorziening

Artikel 20. Inkomensvoorziening

  • 1 Onze minister kent op aanvraag een inkomensvoorziening toe aan de belanghebbende die ziek dan wel arbeidsongeschikt is en waarbij sprake is van een door Onze minister vastgesteld vermoeden van verband met de dienst.

  • 2 De inkomensvoorziening bedraagt 80% van de berekeningsgrondslag en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 3 De inkomensvoorziening wordt verminderd met inkomsten uit beroep dan wel bedrijf dan wel een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving.

  • 4 In afwijking van het derde lid worden inkomsten verkregen tijdens de duur van de inkomensvoorziening tengevolge van een stage dan wel proefplaatsing niet in mindering gebracht op de inkomensvoorziening.

  • 5 De duur van de inkomensvoorziening bedraagt twee jaar, gerekend vanaf de datum van toekenning.

  • 6 De inkomensvoorziening wordt beëindigd indien is komen vast te staan dat geen sprake is van een ziekte dan wel arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst als gevolg van de inzet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Veteranenwet of wanneer het re-integratietraject is afgerond. De tot op de datum van deze vaststelling genoten inkomensvoorziening wordt niet teruggevorderd.

  • 7 De inkomensvoorziening wordt beëindigd wanneer door of namens Onze minister is vastgesteld dat de medische eindtoestand van belanghebbende is bereikt.

  • 8 In afwijking van het vijfde lid en het zevende lid wordt de duur van de inkomensvoorziening met ten hoogste 12 maanden verlengd als het re-integratietraject nog niet is afgerond.

  • 9 In afwijking van het vijfde lid wordt de inkomensvoorziening verlengd als er nog geen sprake is van een medische eindtoestand.

  • 10 Onze minister is bevoegd om in bijzondere gevallen, waarin de toepassing van dit artikel tot een naar zijn oordeel onredelijke uitkomst leidt, de duur van de inkomensvoorziening te verlengen.

Artikel 21. Verrekening

Indien een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving wordt verlaagd, geweigerd of in duur beperkt als gevolg van verwijtbaar handelen van de belanghebbende wordt voor de toepassing van artikel 20, derde lid, de uitkering geacht steeds onverminderd te zijn genoten.

Paragraaf 3. Verplichtingen gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 22. Voorwaarden verbonden aan de inkomensvoorziening

  • 1 De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet verstrekt op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk aan onze minister alle informatie, waaronder mede begrepen informatie in het kader van behandeling en re-integratie, waarvan het hem in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op inkomensvoorziening dan wel op de hoogte of de betaling van de inkomensvoorziening.

  • 2 De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet is verplicht:

    • a. te voldoen aan elke oproep om aanwezig te zijn op een door onze minister te bepalen plaats voor de beantwoording van vragen als bedoeld in onderdeel b, het meewerken aan een onderzoek als bedoeld in onderdeel c of het naleven van de controlevoorschriften bedoeld in onderdeel d;

    • b. vragen te beantwoorden die door onze minister in verband met het recht op een inkomensvoorziening worden gesteld;

    • c. mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door of vanwege onze minister;

    • d. tot naleving van de door onze minister vastgestelde controlevoorschriften die noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van de inkomensvoorziening;

    • e. op verzoek onverwijld inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot en met 3 van de Wet op de identificatieplicht;

    • f. een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid;

    • g. mee te werken aan door onze minister gegeven re-integratie voorschriften;

    • h. mee te werken aan door onze minister gegeven voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten.

  • 3 Bij het toerekenbaar niet naleven van één van de in het vorige lid genoemde verplichtingen wordt de inkomensvoorziening niet toegekend dan wel geheel of ten dele beëindigd.

  • 4 De inkomensvoorziening herleeft indien wederom aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen wordt voldaan, indien en voor zover de uitkeringsduur, genoemd in artikel 20, vijfde lid, niet is verstreken.

Paragraaf 4. Rechten gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 23. Begeleiding en aanvullende voorzieningen

  • 1 De belanghebbende heeft gedurende de duur van de inkomensvoorziening recht op:

    • a. begeleiding als bedoeld in artikel 13;

    • b. voorzieningen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid;

    • c. voorzieningen die strekken tot verbetering van de leefomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen,

    indien en voor zover de belanghebbende daarvoor geen beroep kan doen op zijn werkgever dan wel op de sociale zekerheidswetgeving.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan de belanghebbende in aanmerking worden gebracht voor aanvullende dan wel andere ondersteuning ter verkrijging van arbeid in een dienstbetrekking, dan wel arbeid als zelfstandige.

Paragraaf 5. Uitkering bij overlijden

Artikel 24. Uitkering

  • 1 In geval van overlijden van de belanghebbende die in het genot is van een inkomensvoorziening wordt een uitkering verstrekt:

    • a. aan de echtgenoot, of aan de partner waarmee de overleden belanghebbende samenleefde;

    • b. bij ontstentenis van een onder a bedoelde persoon: aan het kind waarvoor, of de kinderen voor wie aanspraak op kinderbijslag bestaat;

    • c. bij ontstentenis van onder a of b bedoelde personen aan ouders, broers, zusters of kinderen van de belanghebbende indien hij in de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud grotendeels bijdroeg.

  • 2 Indien het eerste lid geen toepassing kan vinden kan onze minister de uitkering geheel of gedeeltelijk doen aanwenden ter bestrijding van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis of crematie van de belanghebbende.

  • 3 De uitkering is gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

Paragraaf 6. Stimuleringspremie

Artikel 25. Aanspraak op stimuleringspremie

  • 1 De belanghebbende die bij het beëindigen van de inkomensvoorziening geheel of gedeeltelijk is gere-integreerd in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige ontvangt eenmalig een stimuleringspremie gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toegekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

  • 2 Van gehele of gedeeltelijke re-integratie in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige is sprake indien de belanghebbende een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft voor de duur van ten minste zes maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste zes maanden opdrachten heeft.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid heeft de belanghebbende, die een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft van ten minste drie maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste drie maanden opdrachten heeft, aanspraak op 50% van de stimuleringspremie.

Artikel 26. Nadere regels

Bij regeling van onze minister worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 6. Veteranenregistratiesysteem

Artikel 27. Inrichting

  • 1 Onze minister houdt een veteranenregistratiesysteem bij waarin persoonsgegevens betreffende veteranen worden verwerkt.

  • 2 In het veteranenregistratiesysteem worden persoonsgegevens verwerkt in het kader van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie ten behoeve van:

    • a. het onderhouden van contacten met veteranen in het kader van veteranenzorg;

    • b. het verstrekken van informatie aan veteranen over specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen;

    • c. het verstrekken van gegevens over veteranen aan personen en instanties ten behoeve van de specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen die door deze personen en instanties worden geleverd of georganiseerd;

    • d. wetenschappelijk onderzoek;

  • 3 Het verwerken van gegevens ten behoeve van in het tweede lid genoemde doeleinden blijft achterwege indien betrokkene aangeeft daartegen bezwaar te hebben, met uitzondering van het informeren van de veteraan over achteraf gebleken gezondheidsrisico’s tijdens een uitzending.

  • 4 Aan het verwerken van gegevens ten behoeve van de in het tweede lid, onder c en d genoemde doeleinden kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ten einde te verzekeren dat de verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden en plaatsvindt binnen de kaders van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie.

Artikel 28. Opgenomen gegevens

In het veteranenregistratiesysteem worden slechts de volgende gegevens betreffende veteranen opgenomen:

  • a. achternaam, voorletters, voorvoegsels, geslacht, titulatuur, adres, postcode en woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland en overlijdensdatum;

  • b. (beschikbare) registratie en administratienummers, zoals het militaire registratienummer, marinenummer, werknemer ID, en bij wet toegekende identificatienummers uitsluitend ten behoeve van actualisering van naam, adres de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning en woonplaatsgegevens via de Basisregistratie personen;

  • c. uitzendgegevens, zoals gegevens betreffende de missie of operatie, periode van uitzending, rang, functiecode en waar mogelijk locatie tijdens uitzending;

  • d. administratieve gegevens, zoals een indicatie betreffende de uitvoering van het bepaalde in artikel 27, derde lid.

Artikel 29. Bescherming privacy

  • 2 Aan het bewerken van gegevens kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ter naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en dit besluit.

Artikel 30. Verstrekking gegevens

  • 1 In het veteranenregistratiesysteem opgenomen persoonsgegevens worden slechts verstrekt:

    • a. aan personen en instanties die belast zijn met of leiding geven aan de in artikel 27, tweede lid, bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken;

    • b. ingevolge een wettelijke verplichting.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 27, tweede lid, onder d, geschieden aan andere personen en instanties in geval van dringende en gewichtige redenen en indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Verstrekking vindt slechts plaats na toestemming van de Hoofddirecteur Personeel van het ministerie van Defensie.

Hoofdstuk 7. Wijziging andere regelingen

Artikel 31. Intrekking Regeling veteranenregistratie Defensie

De Regeling veteranenregistratie Defensie nr.: C/2006019485 d.d. 13 juni 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 32. Wijziging van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen

[Red: Wijzigt het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.]

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 33. Hardheidsclausule

Onze Minister kan termijnen, bedragen en percentages, genoemd in dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien toepassing gelet op het belang van een goede zorgverlening aan de veteraan of zijn relaties zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 34. Inwerkingtreden Veteranenwet

De Veteranenwet treedt in werking op 28 juni 2014.

Artikel 35. Inwerkingtreden

Dit besluit treedt in werking op 28 juni 2014.

Artikel 36. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Veteranenbesluit

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst,

Wassenaar, 19 juni 2014

Willem-Alexander

De Minister van Defensie,

J.A. Hennis-Plassschaert

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten